Tijd stroomt
vliegensvlug als water
tussen mijn vingers door naar later
en nooit meer terug
Tijd stroomt
vliegensvlug als water
tussen mijn vingers door naar later
en nooit meer terug
Nét begonnen en alweer half om
Met alle deadlines, klussen
mails daartussen
lijken dagen veel te snel te gaan
Zat ik maar in een andere baan
Eentje die wat trager draaide rond de zon
Ik word soms schijt-hemeltje-ziek van flauwe woordspelingen!
Ik ga afscheid van je nemen
Het was gezellig, daar niet van
Maar de stilte was meteen verdwenen
Nam de benen toen jij binnenkwam
Plots begreep ik waarom ik, ondanks dat ik al bijna tien jaar in de boekenwereld zit, nog nooit het woord ‘literatuur’ of ‘literair’ heb kunnen gebruiken zónder dat de zin begon te haperen. Want wat is dat nou helemaal, literatuur?
Komt-ie: níémand weet het, maar die halo van vaagheid is nodig om ‘literair experts’ – literatoren* – van bestaansrecht te voorzien. Immers, als die vaagheid er niet zou zijn, zouden er ook geen experts nodig zijn. Of beter gezegd: zouden de experts zich wellicht ontheemd voelen in hun ‘rol’ waarin ze bepalen wat al dan niet tot de literatuur behoort.
En in alle bescheidenheid, het spreekt vast boekdelen dat je geen literator hoeft te zijn om mijn werk te beoefenen: schrijvers helpen met het publiceren van zo leeswaardig mogelijke verhalen.
Maar wat is dan ‘leeswaardig’? Dat is uiteindelijk toch écht aan de lezer.
* Eerste keer dat ik dit woord gebruik.
Oftewel: inpsalmen
Jij schoot
dacht: raak
besefte, vroeg of laat
je daad
en houdt nu élke se-con-de van de dag
de noodzaak hoog
en zelfrechtvaardigt alles recht
opdat je niet ter aarde stort
Zodra ik kan
verkas ik naar een land
zonder waterige tomaten
en waar de paprika’s nog smaken
Hmm… individualisme…
Poeh, poeh…
… ben plots íétwat poëziemoe
Bij plaaggeesten denk ik allang niet meer aan Bassie & Adriaan, waarin de Plaaggeest – zonder tekst, immer lachend met plastic bolle wangen – werd gespeeld door diezelfde acteur die Hugo speelde in De Poppenkraam. Want vlak voor de wereld op slot ging, werd ik voor de zoveelste keer geplaagd terwijl ik nét een leuke vrouw leerde kennen.
Ik was in Lviv, Oekraïne, waar ik op een doordeweekse avond op pad ging met Sally Rooney in m’n kontzak. Aan een pleintje met in het midden een kastanjeboom vol peertjes vond ik een vrijwel lege kroeg met achter de bar een schoolbord waarop alle bieren stonden gekrijt. Terwijl ik het bord bestudeerde (zoekend naar een porter of stout tussen alle IPA’s), merkte ik dat de jongedame op de kruk naast me naar me keek.
‘Hi.’
‘Hi.’
Doorgaan met het lezen van “Plaaggeesten”
Toplagen
weten exáct
hoe zwaar hun gewetens bedragen
Vast al vaker door feministen gedacht
Waarom is er alleen een Herengracht?