Al die schrijfvakanties, -retraites en -locaties (van kloosters tot boerderijen), maar nog geen één schrijf-van-mijn-lijfhuis?
(Te flauw?)
Al die schrijfvakanties, -retraites en -locaties (van kloosters tot boerderijen), maar nog geen één schrijf-van-mijn-lijfhuis?
(Te flauw?)
Satire zie ik
als het andere uiteinde van platvloers
Kak, gniffelend in hun vuistjes
Gespannen zitvlakken op rood velours
Wachtend tot de buurman klapt
want stel je voor dat je de clou niet snapt
Plotseling viel het kwartje
Dáár komt dus dat streven vandaan
Het is de angst om niet te pieken
Nu niet, nooit niet
Om nergens echt in uit te munten
Nu niet, nooit niet
Zo kwam ik tot het besluit
Ik blink voortaan
in bescheidenheid uit
Een thriller is voor mij een verhaal met een spanningsboog en een ontknoping aan het eind. Een verhaal waarin een mysterie, probleem, conflict of dilemma moet worden opgelost; dát wat de protagonist belemmert om zijn doel te bereiken en waar hij of zij de lezer in meesleurt. Een thriller hoeft dus niet per se over lijken te gaan (flauw, maar die móést ik even gebruiken).
Neem bijvoorbeeld De Winterkinderen, van Lulu Taylor. Hierin vormt bedrog, volgend uit een gigantische misstap, het hoofdthema. Er komt geen moord in voor (wel een lijkje), en toch heeft dit boek het thriller-stempel gekregen. Terecht dus, volgens mijn eigen definitie, want er moet een mysterie worden opgelost. Doorgaan met het lezen van “Thriller-stempel”
Heus
Veel poëzie
is mij iets te pretentieus
Wat ik met dit gedichtje wilde zeggen is dat je mensen anonimiseert als je ze bijeenschaart onder ‘zij’. Ook als ánderen zich als groep identificeren wordt het lastiger ze als individuen te zien.
Dit anonimiseren frustreert doordat het je de kans ontneemt de ander te leren kennen. Of op z’n minst in te kunnen schatten. Waarmee ik niet wil beweren dat je met iedereen dikke vrienden kunt zijn, maar je wilt op z’n minst de mogelijkheid hebben om hierachter te komen. Net als bij nieuwe buren. Doorgaan met het lezen van “Anonimiseren”
Eerder schreef ik waarom ik zo min mogelijk oorlogsboeken lees/redigeer. Non-fictie welteverstaan. Vooral Compartimenten van vernietiging (Abram de Swaan) en Hitlers eerste slachtoffers (Timothy Ryback) maakten een onuitwisbare indruk op me. En met onuitwisbaar bedoel ik dat ik nog steeds bepaalde beelden weg moet drukken op momenten dat ik bijvoorbeeld mijn neefjes en nichtje mijn volle aandacht wil geven.
Wat fictie betreft pak ik vrijwel alles op. Ook oorlogsfictie. Doordat het niet waargebeurd is, kan ik het makkelijker van me af zetten zodra ik het boek (of beter gezegd, mijn laptop) dichtklap. Al zijn de meeste verzonnen verhalen doorspekt met feiten en geschiedenisgetrouwe gruwelijkheden. Doorgaan met het lezen van “Oorlogsfictie”
Ik noem het
mijn utopisch vergezicht
Mijn blik
op wat ik wens gericht
Maar hoe verder ik in die verte staar
hoe minder ik van het hier ervaar
Hebzucht komt voort uit de angst dat anderen je tekort zullen doen; een angst die zich in je vingers neigt te nestelen.