Lange tijd verwarde ik ‘hem’ met mijzelf. ‘Hij’ (geen zorgen, die hoofdletter staat er vanwege het begin van de zin) nam vaker dan me lief was de honneurs waar. Geen wonder: ik heb hem die rol jarenlang toebedeeld.
Hij denkt mij nog steeds te representeren, al is hij intussen een gedateerde karikatuur. Zodra ik anticipeer sprint hij voor me uit; springt hij op de bühne. Klaar om te schitteren, maar beter gezegd (en dan had ik lang niet door): klaar om mijn mankementen te maskeren. Ingebeelde mankementen – ik was als puber vrij creatief.
Mijn schaamte was zijn brandstof. Inmiddels schaam ik me voor hém.