Kort gevoel van déjà vu, opgewekt door de ochtendnevel.
Zomervakantie. Duitsland, ons vaste vakantiepark. De dag die zich voor me uitstrekt. De vogels die zich in onze tuin laten zien, zonder dat ik eropuit hoef met mijn verrekijker – wat ik later die dag tóch ga doen, om dan lang niet zoveel vogels te spotten als ’s ochtends.
Verse witte kaiserbroodjes, die m’n moeder bij het buurtwinkeltje heeft gehaald, bij de vriendelijke man met het litteken op zijn gezicht. Ik liep soms mee en herinner me dat ik haar op de terugweg naar ons huisje een keer vroeg hoe het kon dat de Duitsers nu zo aardig voor ons waren. En waarom we niet meer boos waren.
Pas eind van de middag zal ik terugkeren van mijn wandeling door de naaldbossen (met kaart en kompas). Dan gaan we barbecueën, of is er een kampvuur waar mijn broertje deeg op een stok prikt en boven een vuurtje houdt. Mijn moeder ernaast, zoals altijd.